Nabehandeling en herstel –
Afhankelijk van de soort operatie, kan de teen worden nabehandeld op twee manieren: met een drukverband en Darcoschoen (zie afbeelding) of met gips om de voet en het onderbeen:
Een drukverband met een Darcoschoen. De schoen zorgt ervoor dat u minder druk heeft op uw voorvoet. Na twee weken wordt het drukverband vervangen door een voorvoetgips dat de teen in de juiste stand houdt. U gebruikt de schoen ongeveer zes weken. Een onderbeengips. Als u onderbeengips krijgt, moet u antistolling spuitjes zetten om een trombosebeen te voorkomen.
De eerste twee weken loopt u zo weinig mogelijk en houdt u uw been hoog. U loopt met krukken om uw evenwicht te bewaren. Zolang u gips moeten dragen, zult u ook iedere dag antistolling spuiten (fraxiparine) moeten zetten om een trombosebeen te voorkómen. Na twee weken en na zes weken komt u op controle, Bij de laatste poli- controle zal een röntgenfoto gemaakt worden. Na zes tot acht weken heeft u het gips of de schoen niet meer nodig. U kunt nu op wijde schoenen lopen en uw grote teen gebruiken. Deze blijft vaak nog wel drie tot zes maanden stijf. De voet kan tot twee tot drie maanden na de operatie dik en pijnlijk zijn. De meeste patiënten kunnen na ongeveer drie maanden weer gewone schoenen dragen. Als u zittend werk heeft, kunt u meestal na twee tot vier weken weer beginnen. Als u staand werk heeft, kunt u meestal na zes tot acht weken weer beginnen. Autorijden mag u in de eerste zes weken niet, tenzij u een automaat rijdt en u links geopereerd bent. Voorzichtig sporten kan meestal weer na drie tot zes maanden, maar alleen als de botten volledig genezen zijn. Volledig herstel duurt bij de meeste mensen ongeveer een jaar.
Contents
Welke schoenen passen het beste bij hallux valgus?
Welke schoenen voor dames die last hebben van artrose en artritis? – Voor artrose geschikte schoenen moeten bij het enkelgewricht goed zijn gevoerd. Dat is precies wat ons uitvoeringskenmerk ‘Hovercraft’ biedt: geïntegreerde luchtkamerzolen creëren een extra kussen en dempen elke stap.
Dankzij de speciale zool wordt de voet ook tijdens het lopen gestabiliseerd en naar de afrollende beweging geleid. Een ander alternatief is ons merk rollingsoft, dat ook geschikte schoenen met een goede demping heeft voor artrose. Alle zolen hebben extra demping bij de hiel die ervoor zorgt dat elke stap extra zacht aanvoelt.
Daarnaast hebben de schoenen een verbeterde stabiliteit aan de zijkant en wordt de voet goed afgerold dankzij de licht gebogen zool. Onze tip: de hoogwaardige zolen van Hovercraft en rollingsoft bieden beide een bijzonder draagcomfort bij artrose en artritis.
Hoe lang herstel hallux valgus?
Hallux valgus (scheve grote teen) De huid over de knobbel, kan rood en gevoelig zijn. Het dragen van schoenen is pijnlijk. Bij ernstige hallux valgus kan de voet ook gevoelig zijn in rust. Door eeltvorming kan de huid onder uw voet dikker en gevoeliger worden. De druk van de grote teen kan de tweede teen van zijn plaats duwen.
Soms ligt hij zelfs over de derde teen heen. Bij zo’n ernstige vergroeiing ziet de voet er misvormd uit. Lopen kan dan moeilijker zijn. Net als het dragen van schoenen. Gevolgen Als uw voet pijnlijk is, loopt u misschien net even anders dan normaal. Bijvoorbeeld: u steunt minder op uw voet of u wikkelt uw voet anders af.
Daardoor kunt u ook andere klachten krijgen. Over de oorzaak van hallux valgus is nog weinig bekend. Het volgende kan een rol spelen:
AanlegReumatische aandoeningen, artrose of ontstekingen in de gewrichtjes tussen de middenvoetsbeentjes- of teenkootjes.Te veel of te weinig beweeglijkheid in het gewricht tussen de grote teen en de middenvoet.
Het is niet zeker of hallux valgus ook kan ontstaan door het dragen van te krappe schoenen. Uw huisarts vraagt naar uw klachten en ervaringen. Neem de schoenen die u graag draagt – of niet meer aan kunt door de pijn – mee naar het spreekuur. Uw huisarts onderzoekt uw voet en enkel en vraagt u een stukje te lopen.
Hij kijkt naar de stand van de voet, de stand van de grote teen, de stand van de andere tenen en naar eventuele verdikkingen of huidproblemen. De huisarts zal de beweeglijkheid van uw teen testen en u vertelt wat u voelt. Zo kan hij vaststellen of er eventueel sprake is van artrose (kraakbeenslijtage) in het gewricht van de grote teen.
De huisarts onderzoekt ook hoe soepel de gewrichten in uw voet zijn. Een of is niet nodig. De eerste behandeling van hallux valgus is meestal zonder operatie (conservatief), Als dat onvoldoende helpt, overlegt uw huisarts met u over een verwijzing naar de en over de voor- en nadelen van een eventuele operatie.
Hebben de pijnklachten bij hallux valgus te maken met de breedte, lengte en/of hakhoogte van uw schoenen? Dan kunnen schoenaanpassingen van gewone schoenen of (semi)orthopedische schoenen helpen.Veroorzaakt de hallux valgus pijn in de rest van de voorvoet? Dan kunnen speciale zooltjessteunzolen (deze heten supplementen of voetorthesen ) helpen tegen de pijn. Ook schoenaanpassingen zijn mogelijk.Is de beweging in uw enkel of grote teen beperkt? Dan kan fysiotherapie of manuele therapie helpen die beweeglijkheid te vergroten. Een aanpassing in uw schoen(en) ondersteunt die behandeling. Daardoor kunt u uw voet(en) beter gebruiken en dat kan de klachten verminderen.Heeft u huidklachten tussen uw tenen? Er zijn zogenoemde teenspreiders, Ze houden uw tenen uit elkaar, waardoor uw huid geneest. Orthesen (speciale zooltjes) kunnen hetzelfde effect hebben.Nachtspalken en tape om de teen in de juiste stand te brengen geven meestal geen blijvende verbetering. Dit heeft daarom niet de voorkeur,
Uw huisarts verwijst u naar de als:
De behandeling zonder operatie niet voldoende helptU ook klachten heeft in uw middenvoet of het teengewricht naast de grote teenU ook andere klachten heeft doordat u anders beweegtHet kraakbeen in de grote teen waarschijnlijk versleten is
Als blijkt dat de hallux valgus samengaat met (beginnende) artrose, kan dat een reden zijn om eerder te opereren. Is er geen artrose, dan probeert u eerst andere behandelmogelijkheden en schoenaanpassingen. Een hallux-valgus-operatie is namelijk geen lichte ingreep.
Tijdens een operatie verandert de stand van bot, pezen en spieren, zodat de grote teen weer goed staat. Net als bij iedere operatie zijn er risico’s. U moet rekenen op een herstelperiode van 1 jaar. Operatietechnieken Er zijn verschillende operatietechnieken voor hallux valgus. Bij de meeste technieken zaagt de het eerste middenvoetsbeentje door om het daarna te verschuiven.
Of de zet het teengewricht in een rechtere stand vast. Welke techniek of combinatie van technieken voor u het beste is, bespreekt de orthopeed met u. De keuze is afhankelijk van de ernst van de hallux valgus en heeft ook te maken met uw hele voet. Ondanks wetenschappelijk onderzoek is nog niet duidelijk welke techniek het beste is.
( Reumatoïde artritis ) Suikerziekte (diabetes mellitus) U heeft problemen met de zenuwen in uw voet ( neuropathische voet )U heeft problemen zijn met de bloedvaten in uw voet ( vaatpathologie )
Hallux valgus aan beide voeten Heeft u hallux valgus aan beide voeten en is een operatie nodig? Dan kunt u met uw de mogelijkheid bespreken om twee voeten tegelijk te opereren. Dat is afhankelijk van uw wens en van de, Hoe bereidt u zich voor? Wie geeft welke informatie? Hoe gaat het op de operatiekamer? Wie zijn er aanwezig? Een operatie brengt altijd risico’s met zich mee en er is altijd kans op complicaties (problemen). Bij hallux valgus bestaat de kans op:
(pijnlijke) Stijfheid in het gewricht van de grote teenWondinfectieAls bij er schroefjes worden geplaatst, kunnen die irritatie geven. Bijvoorbeeld als een rand van een schoen erop drukt.Het terugkeren van de grote teen in de oude standLangdurige zwelling of pijnTromboseZenuwbeschadigingNabloedingPijnlijk littekenSlijtage van het gewricht van de grote teenStoornis in de doorbloeding van het middenvoetsbeentje waardoor een stukje bot kan afsterven (botnecrose) Hallux varus : dit is het tegenovergestelde van hallux valgus, Bij hallux varus wijst de grote teen te ver van de tweede teen vandaan.
Of het allemaal goed gaat, merkt u zelf het beste. Kunt u weer gewoon lopen? Is uw voet nog gevoelig, of heeft u nog pijn? Ook op kunnen we zien hoe het herstel gaat. Tijdens of direct na de operatie wordt een röntgenfoto van uw voet gemaakt, zonder dat u erop staat.
Zes tot acht weken na de operatie volgt een röntgenfoto als u op uw voet staat. Als blijkt dat het bot nog niet genoeg hersteld is, of als u nog klachten heeft, dan is soms herhaling van de röntgenfoto na 3 maanden zinvol. Pijn In de periode dat uw voet geneest, is uw voet gevoelig. Sommige mensen vinden dat het meevalt, maar veel mensen hebben meer pijn dan ze hadden verwacht.
Tijdens het herstel kunt u pijnstillers gebruiken. Uw geeft u hierover advies en vertelt u wie uw contactpersoon is als u vragen heeft. Het is belangrijk dat u naar uw lichaam luistert: herstel vraagt nu eenmaal tijd. Nabehandeling De nabehandeling is voor een groot deel afhankelijk van het type behandeling dat u krijgt.
Direct na de operatie, De eerste 2 tot 14 dagen na de operatie krijgt u een drukverband of gips. De keuze is afhankelijk van uw persoonlijke omstandigheden en van de, Bij sommige technieken mag u de voet nog niet direct belasten. Bij andere technieken mag u de voet belasten met gebruik van een loophulpmiddel zoals de achtervoetloopschoen, Deze schoen zorgt ervoor dat u minder druk heeft op uw voorvoet en uw grote teen. De voet is meestal dik en pijnlijk. Dit kan tot 2-3 maanden na de operatie duren. Kort na de operatie, Na 3-14 dagen heeft u de eerste controle. Deze afspraak is met de of met de gipsverbandmeester. Als direct na de operatie nog geen röntgenfoto is gemaakt, gebeurt dat nu. Als de hechtingen niet oplosbaar zijn, worden ze nu verwijderd.Afhankelijk van uw persoonlijke omstandigheden en de krijgt u een verband, (afneembaar) voorvoetgips (een zogenoemde spica ) en een achtervoetloopschoen of een gipsschoen, Als u een afneembaar voorvoetgips krijgt, kunt u na 2 weken uw voet weer voorzichtig belasten en de beweeglijkheid van de grote teen oefenen. Wordt de pijn erger, of ontstaat er zwelling, dan doet u het rustiger aan.2-4 weken na de operatie, Als u zittend werk heeft, kunt u dit na 2-4 weken weer oppakken.6-8 weken na de operatie, Dan vindt de tweede controle plaats. Er wordt weer een röntgenfoto gemaakt en het gips (en evt. de achtervoetloopschoen) wordt verwijderd. U mag nu op wijde schoenen lopen en uw grote teen volop gebruiken. Het is verstandig om de beweeglijkheid van de grote teen te oefenen. Deze blijft over het algemeen 3-6 maanden stijf na de operatie. Als u staand werk heeft, kunt u dit over het algemeen nu oppakken. 12 weken na de operatie, De meeste patiënten kunnen nu weer gewone schoenen aan.3-6 maanden na de operatie, U kunt langzaam en voorzichtig gaan sporten. Voorwaarde is een volledige botgenezing.1 jaar na de operatie, Bij de meeste mensen duurt volledig herstel een jaar.
Extra behandeling Meestal is er geen extra behandeling nodig. Als dat wel nodig is, verwijst uw u naar een fysiotherapeut, ergotherapeut, orthopedisch schoenmaker, podotherapeut of naar een registerpodoloog. Dit is bijvoorbeeld het geval als:
U niet zelfstandig kunt lopenHet herstel goed gaat, maar u in het dagelijks leven problemen houdt van uw voet.U anders loopt dan u gewend was.U pijn houdt in het voorste deel van uw voet.De stand van uw voet en/of uw tenen niet is zoals het zou moeten zijn.U problemen heeft om schoenen te vinden waarmee u gemakkelijk en zonder pijn kunt lopen.
Als u weer klachten krijgt of twijfelt over het herstel, dan kunt u contact opnemen met uw huisarts. Soms zal de huisarts u weer verwijzen naar de, Dit gebeurt als:
De pijn drie maanden na de operatie nog steeds aanhoudt of zelfs erger wordt.Uw voet stijf blijft of stijver wordt.De stand van de grote teen verandert.Operatiemateriaal door uw huid heen voelbaar is en/of naar buiten komt.U nieuwe klachten heeft aan uw voet. Soms herstelt het bot met teveel botaanmaak en dat kan klachten geven.
Het doel van de behandeling is dat u (vrijwel) geen pijn meer heeft in uw voet en dat u met en zonder schoenen weer goed kunt bewegen. Bij sommige mensen is een behandeling zonder operatie hiervoor voldoende. Bedenk u vooraf dat het niet zeker is dat u na de behandeling (zonder of met operatie) weer álles kunt doen.
Uit ervaringen van patiënten weten we dat veel mensen de operatie en het herstel onderschatten. Het herstel duurt een jaar en die periode kunt u uw behandelde voet(en) niet volledig belasten. Ook dit is een reden om eerst een behandeling zonder operatie te starten. Volgt er daarna een operatie, bespreek dan met uw waar u in uw situatie rekening mee moet houden (bijvoorbeeld: werk, sport en andere hobby’s, vakantie).
: Hallux valgus (scheve grote teen)
Welke verdoving bij hallux valgus?
Onderbouwing – Chirurgie aan de voet en enkel wordt vaak poliklinisch of in dagbehandeling toegepast. Een ideale anesthesie van deze procedures leidt daarom voor een snel herstel van de patiënt, behoeft zo min mogelijk zorg op de post-anesthesie unit, en maakt een vroeg ontslag uit het ziekenhuis mogelijk.
Het moet echter ook zorgen voor betrouwbare postoperatieve analgesie, vooral omdat ingrepen aan de voet er om bekend staan matig- tot ernstige pijn te veroorzaken (Adam, 2012). In de praktijk wordt meestal een zenuwblokkade (n.poplitea) uitgevoerd, meestal in combinatie met algehele anesthesie of spinaal anesthesie ter bestrijding van de pijn die optreedt na aanleggen van bloedleegte rond boven- of onderbeen.
Het is de vraag of het verantwoord is patiënten na poplitea blokkade te ontslaan uit het ziekenhuis, vooral (oudere) patiënten die moeilijkheden hebben met het lopen (op krukken). Doordat de proprioceptie en beschermende pijn-reflex afwezig zijn lopen patiënten risico op vallen, trauma, problemen met lopen en beschadiging van de voet op de plaats van de ingreep.
Zenuwblokkade via infiltratie-anesthesie of via zenuwblokkade (enkelblok) worden in enkele klinieken, vooral in het buitenland uitgevoerd. Daarbij blijft het probleem van pijn door de bloedleegte band om het bovenbeen, dat opgelost kan worden door de band om het onderbeen aan te leggen. Omdat het enkelblok in Nederland toegepast wordt, wordt ook deze blokkade beschreven.
Het doel van deze module is om inzicht te verschaffen in de mogelijkheden voor anesthesie bij de chirurgische ingreep van hallux valgus, en de indicatie voor de verschillende opties. De mogelijkheden voor pijnstilling tijdens hallux valgus chirurgie zijn:
- Perifere zenuwblokkade: poplitea- met saphenus- of femoralisblokkade, al of niet in combinatie met sedatie
- Perifere zenuwblokkade (popliteablokkade) met algehele anesthesie
- Perifere zenuwblokkade (popliteablokkade) met spinale anesthesie
- Perifere zenuwblokkade: enkel blok al dan niet in combinatie met algehele anesthesie of spinale anesthesie;
- blokkade ter hoogte van de middenvoet (midvoetblok);
- spinale anesthesie;
- algehele anesthesie.
Algehele anesthesie versus algehele anesthesie met enkelblok
Matig GRADE | Het is waarschijnlijk dat patiënten kort na de operatie vergelijkbare pijn hebben na algehele anesthesie en algehele anesthesie in combinatie met een enkelblok. Het is mogelijk dat patiënten na alleen algehele anesthesie minder lang pijnvrij zijn na de operatie. Bronnen (Clough, 2003; Turan, 2007) |
table>
table>
Anesthesie versus anesthesie met continue popliteablokkade
Laag GRADE | De toevoeging van continue popliteablokkade de eerste dagen na de operatie aan algehele of spinale anesthesie lijkt een klinisch relevant voordeel te hebben op de postoperatieve pijn. Bronnen (White, 2003; Zaric, 2004) |
table>
table>
table>
table>
Algehele anesthesie / spinale anesthesie versus enkelblok
Zeer laag GRADE | Het is mogelijk dat patiënten die voetchirurgie ondergaan na enkelblokkade minder postoperatieve pijn hebben dan na algehele/spinale anesthesie. Bronnen (Kullenberg, 2006) |
table>
table>
table>
Spinale anesthesie versus poplitea blok
Zeer laag GRADE | Het is mogelijk dat er minder bijwerkingen optreden na poplitea blok dan na spinale anesthesie. Bronnen (Jeon, 2013) |
table>
table>
Midvoetblok versus popliteablok
Laag GRADE | Het is waarschijnlijk dat de postoperatieve pijn na voetchirurgie gelijk is na midvoet blok en popliteablok. Bronnen (Adam, 2012; Migues, 2005) |
table>
table>
table>
table>
table>
Er werden in de literatuur verschillende vergelijkingen gevonden:
- algehele anesthesie versus algehele anesthesie met enkelblok;
- algehele anesthesie versus algehele anesthesie met continue popliteablokkade;
- algehele anesthesie / spinale anesthesie versus enkelblok;
- spinale anesthesie versus popliteablokkade;
- midvoetblok versus popliteablokkade;
Voor andere vergelijkingen werden geen studies van voldoende kwaliteit gevonden. De vergelijkingen worden hier onder apart uitgewerkt. Algehele anesthesie versus algehele anesthesie met enkelblok Er werden twee studies gevonden waarin algehele anesthesie met en zonder enkelblok worden vergeleken (Clough, 2003; Turan, 2007). In de studie van Clough werden patiënten die unilaterale benige voorvoetchirurgie ondergingen met ASA klasse 1 of 2 geïncludeerd. Patiënten die alleen een soft-tissue procedure ondergingen werden geëxcludeerd. Patiënten werden gerandomiseerd voor algehele anesthesie (n=21) met algehele anesthesie in combinatie met een enkelblok(n=21) met isobare bupivacaine 0,5%, in totaal 20ml. Drie zenuwen (n. peroneus superficialis, n. peroneus profundus en n. tibialis posterior) werden geblokkeerd. De patiënten werden twee dagen gevolgd. In de studie van Turan werden patiënten die hallux valgus chirurgie ondergingen, ASA klasse 1 of 2 geïncludeerd. Patiënten werden gerandomiseerd in een van drie groepen: algehele anesthesie met enkelblok met 15 ml levobupivacaïne 0,25%; algehele anesthesie met enkelblok met 15 ml lidocaïne 1% en algehele anesthesie met placebo. Postoperatief kregen patiënten een dosis etoricoxib 120mg en 30mg/kg paracetamol. Patiënten werden 24 uur gevolgd. Pijn In de studie van Clough worden verschillende pijn gerelateerde uitkomstmaten gerapporteerd. De pijn score was een verbale pijnscore (VRS; 1=geen pijn tot 10=ernstige pijn). In de eerste nacht hadden patiënten na algehele anesthesie plus enkelblok een mediane pijnscore van 4, en na algehele anesthesie van 5 (p=0.32). Ook de eerste (5 vs.5, p=0.46) en tweede dag (4 vs.4, p=0.24) waren er geen significante verschillen in de pijnscores. Ook de totale consumptie van analgesie is niet verschillend na een van beide methoden (gemiddeld aantal tabletten: 8.4±3.0 vs.9.9±2.9 p=0.12). Wel rapporteert deze studie een significant verschil in de tijd vanaf de operatie dat patiënten voor het eerst pijn beleven: na algehele anesthesie plus enkel blok is dit gemiddeld na 12±5.5 uur, in vergelijking met 7.0±5.2 uur na alleen algehele anesthesie (p=0.002) (Clough, 2003). Van belang is wel te vermelden dat de toediening van intra-operatieve opioiden door de anesthesist (die niet geblindeerd was) verschillend was: patiënten in de controlegroep ontvingen meer opioiden. Dit heeft mogelijk de tijd tot eerste pijn in de controlegroep verlengd. Dit verandert niet de richting van het verschil (het verschil zou mogelijk juist groter zijn), maar levert mogelijk wel een verklaring waarom de tijd tot eerste pijn in de controlegroep langer is dan op basis van andere studies/literatuur te verwachten is. In de studie van Turan werd de pijnscore gerapporteerd (geen pijn, een beetje pijn, ernstige pijn). In de studie worden de resultaten alleen in een figuur gerepresenteerd, en wordt in de tekst gerapporteerd dat er geen significante verschillen waren in de pijnscores tussen de drie groepen op de avond na chirurgie, en de ochtend en middag van de eerste postoperatieve dag. Tevens wordt in deze studie het aantal patiënten dat geen escape medicatie (pijnstilling) nodig had: na bupivacaïne hadden 21 patiënten, na lidocaïne negen patiënten en na placebo 13 patiënten geen escape medicatie nodig. De verschillen tussen de twee enkelblok groepen en de placebo/controlegroep waren niet statistisch significant (Turan, 2007). Complicaties In de studie van Clough werden chirurgische of anesthesiologische complicaties (postoperatieve misselijkheid en braken) gerapporteerd. Een patiënt had perifere zenuwschade (mogelijk secundair aan de toediening van de enkel blok of druk van het gips) na enkel blokkade. Er werden geen andere complicaties gerapporteerd. In de studie van Turan wordt vermeld dat er geen complicaties of adverse events gerapporteerd werden tijdens de follow up periode. Patiënttevredenheid De patiënttevredenheid werd in de studie van Clough (n=42) gerapporteerd (1=patiënt zou procedure opnieuw ondergaan, 4= zou de procedure niet opnieuw ondergaan). Er was geen statistisch significant verschil tussen de beide groepen (mediaan 1 vs.1, p=0.24). Overige uitkomstmaten De uitkomstmaten vallen en kosten werden in geen van de studies gerapporteerd. De bewijskracht voor de uitkomstmaat pijn is met twee niveaus verlaagd gezien beperkingen in de studieopzet (onduidelijke procedure van randomisatie, geen blindering) en verschillen in de interventies (indirectheid) die werden onderzocht in de studies. De uitkomstmaten complicaties en patiënttevredenheid zijn met drie niveaus verlaagd naar zeer laag gezien beperkingen in de studieopzet en het lage aantal patiënten/events. Anesthesie versus anesthesie met continue popliteablok kade Er werden twee studies gevonden waarin algehele anesthesie (White, 2003) en spinale anesthesie (Zaric, 2004) werden vergeleken met algehele anesthesie in combinatie met een continue popliteablokkade (White, 2003; Zaric, 2004). Voor de continue blokkade werd een (epidurale) katheter ingebracht. In de studie van White werden patiënten die voorvoetchirurgie of enkelchirurgie ondergingen geïncludeerd. In totaal kregen alle patiënten 30ml 0.25% bupivacaine toegediend. Patiënten werden gerandomiseerd in een interventiegroep (n=10 ) en controle/placebo groep (n=10). Beide groepen ontvingen algehele anesthesie, deze bestond uit intraveneuze toediening van propofol 1.75-2.5mg/kg en fentanyl 0.75-1.5µg/kg. Additionele fentanyl werd toegediend wanneer nodig. In de interventiegroep kregen patiënten 30ml 0.25% racemisch bupivacaïne toegediend, en in de eerste 48 uur na de operatie middels een elastomeerpomp een continue toediening van 5 ml 0.25% bupivacaïne per uur. In de controlegroep hadden de patiënten ook een elastomeer pomp, maar werd 0.9% fysiologisch zout toegediend tijdens de eerste 48 uur. Patiënten met ernstige pijn (VRS>6) kregen op de PACU morfine; een PCA (patient controlled anesthesie) morfinepomp werd gestart (bolus doses 1 tot 2 mg, 5 tot 10 minuten lock out interval). Patiënten werden uit het ziekenhuis ontslagen als er sprake was van voldoende controle van de pijn met orale pijnstillers, en als patiënten mobiel waren zonder gebruik van krukken. Patiënten konden zelf de katheter verwijderen wanneer het reservoir leeg was. De follow-up duur van deze studie was één week (White, 2003). In de studie van Zaric werden patiënten met ASA klasse 1 of 2 die electieve voetchirurgie ondergingen onder spinale anesthesie gerandomiseerd voor de interventie (n=30) of controle (n=30). De spinale anesthesie bestond uit lidocaïne 2%, 2.5 tot 3.5 ml. Direct na de operatie werden op de PACU de n.ischiadicus (poplitea) en n.saphenus geblokkeerd. Een bolus van 30ml ropivacaïne 0,5%werd gegeven; de n.saphenus werd geblokkeerd met 10ml ropivacaïne 0,75%). Een (18g epidurale) katheter werd ingebracht. De katheter werd verbonden aan een elastomeerpomp met een inhoud van 275ml en een gefixeerde toediening van 5ml/h. In de interventiegroep kregen patiënten 2mg/ml ropivacaïne toegediend tot het reservoir leeg was. In de controlegroep kregen patiënten fysiologisch zout toegediend. Patiënten werden drie dagen gevolgd (Zaric, 2004). Pijn Pijn werd in de studie van White gemeten met een VRS (Verbal Rating Scale) (0=geen pijn en 10=ergst voorstelbare pijn). De maximale pijnscore tijdens ziekenhuis verblijf was significant lager na continue toediening van bupivacaïne dan na placebo (mediaan 4 vs.8, p<0.05). De maximale pijnscore na ontslag (binnen 1 week) was tevens lager in de interventiegroep dan in de controlegroep (mediaan 2.5 vs.7.5, p<0.05). In de studie van Zaric werd de pijn gemeten aan de hand van een telefoon interview. De resultaten worden in de studie alleen weergegeven in een figuur (geen exacte getallen) (zie figuur 1). Hier is te zien dat patiënten in de interventiegroep significant minder pijn hadden dan patiënten in de controlegroep op de 1 e en 2 e postoperatieve dag. Op de dag van ontslag, dag van operatie en 3 e postoperatieve dat was dit verschil niet statistisch significant. Figuur 1 Postoperatieve pijn (VAS score) (Zaric, 2004) In de beide studies wordt een significant verschil in pijnscore gevonden tussen de interventie en controlegroep. Een verschil van 2 punten op een 10 punts-VAS of VRS werd als klinisch relevant beschouwd. De verschillen in de beide studies waren groter dan 2 punten, en lijken daarmee ook klinisch relevant. Opioid consumptie In de studie van White wordt de gemiddelde totale hoeveelheid morfine (op de PACU gegeven aan patiënten met ernstige of matige pijn) gerapporteerd. Patiënten in de interventiegroep gebruikten significant minder morfine (10.3±13.6 vs.34.7±19.4 p<0.05). Tevens wordt het aantal patiënten dat orale opioid analgesie nodig had gerapporteerd. In de interventiegroep gebruikten 6 (60%) patiënten orale opioiden, in vergelijking met 10 patiënten (100%) in de controlegroep. Dit verschil was niet significant. In de studie van Zaric werd de gemiddelde totale ketobemidon (een opioid) consumptie de eerste drie dagen na operatie gerapporteerd (2 (0-7) vs.3 (0-16) p=0.067). Ook dit verschil was niet significant (Zaric, 2004). Bijwerkingen In de studie van White werden postoperatieve bijwerkingen niet duidelijk gerapporteerd. Duizeligheid, zwakte, urine retentie, ileus, misselijkheid en/of braken werden niet gezien. Wel rapporteerden 8 (80%) van de patiënten in de interventiegroep een tintelend gevoel in de voet, in de controlegroep was dit 1 (10%) patiënt (p=0.05). In de studie van Zaric komt misselijkheid en braken niet vaker voor in de interventiegroep of controlegroep op de dag van de operatie (7 vs.6 p=0.82); na 1 dag ( 11 vs.8 p=0.54) en na 2 dagen (9 vs.5 p=0.27). Slaapproblemen kwamen minder vaak voor in de interventie dan de controlegroep (6 vs.15, p=0.029). Ook werden technische problemen met de pomp vermeld, patiënten meldden disconnectie (n=1), lekkage (n=5), problemen met slapen (n=2), problemen met naar toilet gaan i.v.m. pomp (3). Er waren geen problemen met toxische effecten en het verwijderen van de pomp (Zaric, 2004). Ontslagtijd In de studie van White wordt de gemiddelde duur van verblijf in het ziekenhuis gerapporteerd. Patiënten werden ontslagen als er sprake was van voldoende controle van de pijn, en wanneer patiënten veilig konden mobiliseren zonder hulpmiddelen. Patiënten in de interventiegroep verbleven significant korter in het ziekenhuis dan patiënten in de controlegroep (gemiddeld aantal dagen: 0.7±0.7 vs.1.4±0.5 p=0.05). In de studie van Zaric was er geen significant verschil in de tijd van operatie tot ontslag (gemiddeld aantal minuten 203.9±64.3 vs.209.2±59.2). Er wordt in de studie niet gerapporteerd wat de ontslagcriteria waren ("standaard ontslagcriteria"). Patiënttevredenheid In de studie van White werd in een telefonisch interview 24 uur na operatie naar patiënttevredenheid gevraagd (verbale schaal van 100 punten). De patiënttevredenheid was significant hoger na continue toediening van bupivacaïne dan na fysiologisch zout (placebo) (gemiddeld 98±3 vs.77±13p <0.05). In de studie van Zaric werd de patiënttevredenheid gemeten op een 5-puntsschaal. Van de patiënten was 60% na interventie versus 43% na controle zeer tevreden; 36.7% versus 46.6% tevreden; 3.3% versus 6.6% neutraal en 0 versus 3.3% ontevreden. De verschillen waren niet statistisch significant verschillend (p=0.47). Kosten De kosten werden niet gerapporteerd. De bewijskracht voor de uitkomstmaten pijn, opioid consumptie, bijwerkingen en patienttevredenheid werd met twee niveaus verlaagd gezien beperkingen in de studieopzet en het geringe aantal patiënten (imprecisie) Algehele anesthesie / spinale anesthesie versus enkelblok Er werd een studie gevonden waarin algehele anesthesie of spinale anesthesie werd vergeleken met een enkelblok (Kullenberg, 2006). Patiënten die voorvoet chirurgie ondergingen werden gerandomiseerd voor enkelblokkade (met een mix van 10 ml mepivacaïne 1% en 10ml ropivacaïne 1%) van vijf zenuwen: n. tibialis posterior, peroneus profundus en peroneus superficialis, saphenus en suralis (n=54) of spinale of algehele anesthesie (n=62). In totaal ondergingen 56 patiënten een osteotomie van de metatarsale één, 14 patiënten een osteotomie van metatarsale twee tot vijf, 20 patiënten geïsoleerde "lesser toe procedures" en 26 patiënten een combinatie van metatarsale één en een "lesser toe" procedure. De follow-up bedroeg 48 uur. Pijn Pijn tijdens lopen werd bij ontslag gemeten aan de hand van de VAS. De gemiddelde pijnscore was na enkel blok 2.3±2.1 versus 2.1±1.8 na spinale/algehele anesthesie. Daarbij is van belang te melden dat de consumptie van intra-operatieve aanvullende anesthesie in de interventiegroep significant lager was dan in de controlegroep (gemiddeld µg:60±16 vs.123±32 p=0.012) (Kullenberg, 2006). Opioid consumptie Het gemiddelde gebruik van morfine (mg/24 uur) was 11.6±7.3 na enkel blok in vergelijking met 15.8±6.2 na spinale/algehele anesthesie. Dit verschil was statistisch significant verschillend (p=0.04) (Kullenberg, 2006). Ontslagtijd Gemiddeld verbleven patiënten na de operatie 280±62 minuten in het ziekenhuis na enkel blok, en 375±90 minuten na spinale/algehele anesthesie (p<0.001) (Kullenberg, 2006). Overige uitkomstmaten De uitkomstmaten bijwerkingen, patiënttevredenheid en kosten werden niet gerapporteerd. De bewijskracht voor de uitkomstmaten pijn, opioid consumptie en ontslagtijd is met drie niveaus verlaagd gezien beperkingen in studieopzet (geen blindering, onduidelijk proces van randomisatie), gebrekkige rapportage van uitkomstmaten (en daarmee kans op bias) en het geringe aantal patiënten (imprecisie). Spinale anesthesie versus poplitea blok Er werd een studie uit Korea gevonden waarin poplitea blok met een mix van 10 ml fysiologisch zout met 30 ml 0.75% ropivacaïne werd vergeleken met spinale anesthesie met 2.5ml 0.5% hyperbare bupivacaïne (Jeon, 2013). Patiënten tussen de 20 en 65 jaar met ASA klasse 1 of 2 die hallux valgus chirurgie ondergaan werden gerandomiseerd voor de interventiegroep (poplitea blok) (n=20) of controlegroep (spinale anesthesie) (n=20). Patiënten in de poplitea blok groep kregen voor postoperatieve pijncontrole een PCA pomp. De follow-up bedroeg 3 dagen. In deze studie werden vooral intra-operatieve uitkomsten beschreven die voor de beantwoording van deze uitgangsvraag niet als relevant benoemd werden. Bijwerkingen Er werden na poplitea blok geen postoperatieve nadelige effecten gerapporteerd, na spinale chirurgie werden de volgende nadelige effecten gemeld: postspinale hoofdpijn (10%), urine retentie (20%), hypotensie (15%), bradycardie (10%) rillen (5%), braken (5%), postoperatieve hoofdpijn (20%). De verschillen waren echter niet statistisch significant. Patiënttevredenheid De patiënttevredenheid met procedure en postoperatieve pijnstilling werd gemeten aan hand van 5 classificaties: zeer tevreden tot zeer ontevreden. In totaal waren 17 patiënten (85%) na poplitea blok en 12 patiënten (60%) na spinale anesthesie zeer tevreden tot voldoende tevreden. Overige uitkomstmaten De uitkomstmaten pijn, ontslagtijd, opioidconsumptie en kosten werden niet gerapporteerd. De bewijskracht voor de uitkomstmaten bijwerkingen en patiënttevredenheid is met drie niveaus verlaagd naar zeer laag gezien beperkingen in de studieopzet (onduidelijke beschrijving van de procedure van randomisatie, geen blindering) en het geringe aantal patiënten (imprecisie). Midvoetblok versus popliteablok Er werden twee studies gevonden waarin een mid-voet blok werd vergeleken met een poplitea blok. In de studie van Adam werden patiënten met ASA klasse 1 of 2 die electieve percutane hallux valgus chirurgie ondergaan gerandomiseerd voor mid-voet blok met 30ml 7.5% ropivacaïne (n=20) of poplitea blok met 30ml 7.5% ropivacaïne. In het geval van onvoldoende analgesie werd 1-1.5mg/kg/uur van propofol toegediend. Postoperatieve analgesie bestond uit paracetamol/codeïne (100mg en 60mg drie maal daags), ketoprofene LP (150mg tweemaal daags) en indien nodig tramadol (100mg twee maal). Patiënten werden één week gevolgd (Adam, 2012). In de studie van Migues werden patiënten die electieve unilaterale voorvoetchirurgie (hallux valgus, hallux rigidus, hamerteen, mortons neuroom, hallux varus, phalanx fractuur) ondergaan geïncludeerd. In de interventiegroep (n=26) kregen patiënten een voetblok (blokkade van de n tibialis posterior met 4ml 0.5 bupivacaïne en 2ml 2% lidocaïne; nn peronei met 2ml 0.5% bupivacaïne en 1ml 2% lidocaïne). De n.saphenus werd geblokkeerd indien er gebruik werd gemaakt van een enkeltourniquet. In de controlegroep (n=25) kregen patiënten een poplitea blok met 7.5ml 0.5% bupivacaïne en 7.5ml 2% lidocaïne rond de n. tibialistak en 5ml 0.5% bupivacaïne en 5ml 2 lidocaïne rond de n.peroneustak (Migues, 2005). Pijn In de studie van Adam werd de pijnscore gemeten aan de hand van een VAS van 100mm. De resultaten worden alleen in een figuur (en niet in cijfers) weergegeven. De auteurs melden in de tekst dat er geen statistisch significante verschillen tussen de twee groepen werden gezien in de VAS score tijdens ontslag en tijdens de eerste 48 uur postoperatief. In de studie van Migues wordt de pijn (VAS score) 6, 12, 18 en 24 uur postoperatief beschreven in een figuur (geen cijfers). Er zijn geen significante verschillen tussen de groepen. Tevens wordt gerapporteerd dat de tijd tussen het einde van de chirurgische procedure en het beginnen van de pijn niet significant verschilde na voet blok (10.96±7.56 uur) in vergelijking met poplitea blok (14.32±7.73 p=0.123) (Migues, 2005). Gebruik opioiden In de studie van Adam wordt het aantal patiënten dat tramadol gebruikte gerapporteerd. Na voet blok gebruikte 30% van de patiënten tramadol, in vergelijking met 42% van de patiënten na poplitea blok. Dit verschil was niet significant. Ook de mediane dosis (100 vs.100) was niet verschillend. Bijwerkingen De bijwerkingen misselijkheid, braken en constipatie worden in de methodesectie van de studie van Adam beschreven. In de resultaten beschrijven ze echter alleen dat het voorkomen van deze bijwerkingen in beide groepen "vergelijkbaar" was (Adam, 2012). In de studie van Migues werden postoperatieve neurologische complicaties 4 tot 8 maanden na de operatie onderzocht: in geen van beide groepen traden deze op (Migues, 2005). Tijd tot ontslag De tijd tot ontslag werd in de studie van Adam niet gerapporteerd. Wel wordt de tijd tot de patiënt in staat was zonder krukken of hulp te staan gerapporteerd. Deze tijd was significant lager na voet blok (gemiddeld 3.8±1.4 uur) dan na spinale anesthesie (gemiddeld 19.2±9.5 uur). Na spinale anesthesie moesten veel patiënten met krukken lopen in verband met motor blokkade die langer duurde. Patiënttevredenheid De patiënttevredenheid werd in de studie van Adam een week na de chirurgie beoordeeld, vermoedelijk een schaal van 0 tot 100. De gemiddelde patiënttevredenheid was niet verschillend in de beide groepen (97±5 vs.92±10). Ook in de studie van Migues was de patiënttevredenheid tussen de beide groepen niet verschillend (96.1 vs.96 p=1.00). Overige uitkomstmaten De uitkomstmaat kosten werd in geen van de studies beschreven. De bewijskracht voor de uitkomstmaat pijn is met twee niveaus verlaagd naar laag gezien beperkingen in de studieopzet (geen blindering, onvolledige rapportage van sommige uitkomstmaten) en het geringe aantal patiënten (imprecisie). Om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden is er een systematische literatuuranalyse verricht naar de volgende wetenschappelijke vraagstelling(en): Wat is de effectiviteit (pijn, bijwerkingen, vallen, ontslagtijd, kosten, patiënttevredenheid, opioid consumptie) van zenuwblokkade en enkel- en midvoetblokkade versus spinale anesthesie en algehele anesthesie bij chirurgische ingreep van hallux valgus? Relevante uitkomstmaten De werkgroep achtte pijnscores, bijwerkingen en patiënt tevredenheid) voor de besluitvorming kritieke uitkomstmaten; en opioid consumptie en ontslagtijd voor de besluitvorming belangrijke uitkomstmaten. De werkgroep definieerde niet a priori de genoemde uitkomstmaten, maar hanteerde de in de studies gebruikte definities. De werkgroep definieerde een verschil van VAS (NRS) > 2 als een klinisch relevant verschil. Zoeken en selecteren (Methode) In de databases Medline (OVID), Embase and Cochrane is met relevante zoektermen voor de periode van 2000 tot mei 2014 gezocht naar vergelijkend onderzoek naar anesthesie bij hallux valgus chirurgie in het Nederlands en Engels. De zoekverantwoording is weergegeven onder desbetreffende kop. De literatuurzoekactie leverde 151 treffers op. Studies werden geselecteerd op grond van de volgende selectiecriteria: gerandomiseerd vergelijkend onderzoek, vergelijking van twee methoden, voldoende data presentatie met minimaal een van de volgende uitkomstmaten: pijn (scores), bijwerkingen, vallen, ontslagtijd, kosten, patiënt tevredenheid en opioid consumptie. Op basis van titel en abstract werden in eerste instantie 21 studies voorgeselecteerd. Na raadpleging van de volledige tekst, werden vervolgens 12 studies geëxcludeerd (zie exclusietabel), en 9 studies definitief geselecteerdenopgenomen in de literatuuranalyse. De evidencetabellen hiervan en beoordeling van individuele studiekwaliteit kunt u in de desbetreffende sectie vinden.
- A dam F, Pelle-Lancien E, Bauer T, et al. Anesthesia and postoperative analgesia after percutaneous hallux valgus repair in ambulatory patients. Annales Francaises d Anesthesie et de Reanimation 2012 Nov;31(11):e265-e268.
- B urg A, Tytiun Y, Velkes S, Heller S, Haviv B, Dudkiewicz I. Ankle tourniquet pain control in forefoot surgery: A randomized study. Foot Ankle Int 2011;32(6):595-8.
- C apdevila X, Dadure C, Bringuier S, et al. Effect of patient-controlled perineural analgesia on rehabilitation and pain after ambulatory orthopedic surgery: a multicenter randomized trial. Anesthesiology 2006;105(3):566-73.
- C lough TM, Sandher D, Bale RS, et al. The use of a local anesthetic foot block in patients undergoing outpatient bony forefoot surgery: A prospective randomized controlled trial. J Foot Ankle Surg 2003;42(1):24-9.
- K ullenberg B, Topalis C, Resch S. Ankle nerve block-perioperative pain relief in surgery of the forefoot. Foot 2006;16(3):135-7.
- L ee KT, Park YU, Hyuk J, et al. Femoral and sciatic nerve block for hindfoot and ankle surgery. J Orthop Sci.2014;19(4):546-51.
- M igues A, Slullitel G, Vescovo A, et al. Peripheral foot blockade versus popliteal fossa nerve block: a prospective randomized trial in 51 patients. Journal of Foot & Ankle Surgery 2005;44(5):354-7.
- T uran I, Assareh H, Rolf C, et al. Multi-modal-analgesia for pain management after hallux valgus surgery: a prospective randomised s?tudy on the effect of ankle block. Journal of Orthopaedic Surgery 2007;2:26.
- W hite PF, Issioui T, Skrivanek GD, et al. The Use of a Continuous Popliteal Sciatic Nerve Block After Surgery Involving the Foot and Ankle: Does It Improve the Quality of Recovery? Anesth Analg 2003;97(5):1303-9.
- Z aric D, Boysen K, Christiansen J, et al. Continuous popliteal sciatic nerve block for outpatient foot surgery-a randomized, controlled trial. Acta Anaesthesiol Scand 2004;48(3):337-41.